De Pelgrims en Delfshaven
Op zaterdag 22 juli 1620 (volgens de Juliaanse kalender, 1 augustus volgens de Gregoriaanse kalender) vertrok een scheepje van net 60 ton vanaf de kade van Delfshaven.
- Pelgrimfathers
- haven van Delft
De Speedwell
Het was de Speedwell, gekocht en opgetuigd in de Nederlanden, maar betaald door een Engelse handelsonderneming, de Merchant Adventurers. Aan boord waren enkele tientallen Engelse mannen, vrouwen en kinderen. Zij stonden aan het begin van een reis die wereldgeschiedenis zou worden. Maar wie kon dat beseffen? Ze keken naar de vele vrienden, familieleden en bekenden die hen uitgeleide kwamen doen en luisterden nog eenmaal naar hun predikant, ds. John Robinson, naar wie zij zo vaak geluisterd hadden in Leiden. In die stad hadden ze ruim elf jaar gewoond en gewerkt. In tranen knielden zij neer en baden om een veilige reis. Zelfs de Hollanders op de kade, die toch vaak een schip met onbekende bestemming zagen vertrekken, konden hun ogen niet droog houden. En toen riep het tij, dat op niemand wacht, hen weg.
Pelgrims
Wie waren deze mensen? Zij noemden zichzelf ‘Pilgrims’. Het waren Engelsen, uit hun vaderland gevlucht omdat zij niet wensten te behoren tot de staatskerk, de Church of England. Vanaf het einde van de zestiende eeuw hadden Engelse godsdienstvluchtelingen zich in Amsterdam gevestigd, waar zij hun eigen kerk hadden gesticht, de Ancient Church. Zij waren streng calvinistisch, maar toch werd hun kerk niet door de Nederlandse gereformeerde kerk erkend. Zij mochten geen gebruik maken van de officiële kerkgebouwen in de stad en hun predikanten werden niet door de stad betaald. In de Ancient Church heerste bovendien grote onderlinge onenigheid.
Toen dan ook in 1608 een nieuwe groep vluchtelingen uit Engeland zich in Amsterdam vestigde, besloten de leiders daarvan al het jaar daarop, dat ze die stad zouden verlaten en naar Leiden zouden gaan om daar in vrede, volgens hun geloofsovertuiging te leven. Leiden bood hun een gastvrije ontvangst, mits zij zich aan de gemeentelijke verordeningen en gebruiken zouden houden. De Engelse koning, Jacobus I/VI was dat een doorn in het oog. Maar Leiden bleef bij de gegeven toestemming en stuurde hen de stad niet uit.
In Leiden bouwden ze een huis voor hun predikant, John Robinson, met daarachter twintig woninkjes voor de armsten van hun congregatie. In het huis van Robinson aan de Kloksteeg, waar nu het Jean Pesijnhof staat, zullen zij ook hun godsdienstoefeningen hebben gehouden. Zij mochten ook in Leiden geen gebruik maken van de stadskerken.
Elf jaar woonden zij in Leiden. Maar de tijden veranderden. Het Twaalfjarig Bestand liep af en de oorlog tussen de Republiek en Spanje kon weer oplaaien. Bovendien waren zij teleurgesteld in de Hollanders, wier leven zij te profaan vonden. Het leven in Leiden was hun ondanks alles zwaar gevallen. Daarom besloten zij de stad te verlaten en ergens op de wereld een plek te zoeken waar zij zouden kunnen leven overeenkomstig hun strenge religieuze opvattingen. Na veel discussie en twijfel kozen zij voor Virginia in Amerika. Dat was een Engelse kolonie en zij zouden daar veilig in de buurt van andere Engelse kolonisten kunnen leven. Maar daarvoor was de toestemming nodig van de Engelse koning, die hun nog steeds niet goedgezind was. Wekenlang wachtten hun vertegenwoordigers aan het Hof van St. James, zoals het Engelse hof werd genoemd, op antwoord. Maar uiteindelijk kwam dan toch de langverwachte toestemming. Koning Jacobus was over zijn bezwaren heengestapt, maar niet dan nadat de Pilgrims zijn gezag in de kolonie ook op godsdienstig gebied hadden erkend.
Nu restte de vraag hoe de overtocht zou worden gemaakt en betaald. Na weer een flink aantal teleurstellingen konden de Pilgrims een overeenkomst afsluiten met de Merchant Adventurers uit Londen. Deze handelsonderneming verzorgde al meer dan honderd jaar de wolhandel voor de Nederlanden. Aan de godsdienstige motieven van de Pilgrims had zij geen boodschap. Het was een zuiver zakelijke onderneming en voor de Pilgrims een wurgcontract.
Net als de Pilgrims waren ook de Merchant Adventurers beducht voor het weer oplaaien van de oorlog met Spanje en daarom waren zij in 1620 bezig met het verplaatsen van hun stapelplaats van Middelburg naar Delft. De onderhandelingen met Delft waren in een dusdanig vergevorderd stadium dat zij het aandurfden hun schepen alvast naar de haven van Delft, Delfshaven, te verplaatsen. Om die simpele reden vertrok de Speedwell dus uit Delfshaven.
De Overtocht
De overtocht naar Engeland verliep voorspoedig. In Southampton troffen de Pilgrims het andere schip aan waarmee zij samen de overtocht zouden maken, de Mayflower van 180 ton. Aan boord waren geloofsgenoten en ‘gewone’ landverhuizers. Die noemden zij ‘strangers’ en zichzelf ‘saints’. Maar nadat beide schepen op weg waren gegaan naar de Nieuwe Wereld, bleek de Speedwell lek en na een aantal kostbare en tijdrovende reparaties werd besloten haar achter te laten en de overtocht alleen met de Mayflower te maken. Het was inmiddels september geworden.
Aan boord liepen de spanningen tussen de Pilgrims enerzijds en de bemanning en de ‘strangers’ anderzijds hoog op. Bovendien werd het schip midden op de oceaan overvallen door een vliegende storm en dreigde het te vergaan. Wonder boven wonder bereikten zij in november 1620 de Amerikaanse kust. Alleen veel noordelijker dan de bedoeling was. Niet in Virginia, maar in Massachusetts. Omdat zij nu niet onder de regels van de Engelse kroon vielen, stelden de opvarenden een overeenkomst op hoe het nieuwe land zou worden bestuurd: de Mayflower Compact. Dit document wordt wel gezien als de eerste grondwet van de Verenigde Staten.
Meer moeilijkheden volgden. In de eerste winter stierf de helft van de landverhuizers, maar mede dankzij de vriendschapsbanden met indianen als Samoset, Squanto en het opperhoofd Massasoit, overleefden zij. En toen de Mayflower het volgend voorjaar de terugreis aanvaardde, ging geen van hen mee terug.
Zij werden ‘the seed of the nation’. Hun aankomst in Amerika is door president Abraham Lincoln uitgeroepen tot de nationale feest- en gedenkdag Thanksgiving Day.
Niet alle Pilgrims zijn naar Amerika gegaan. De meesten, zo’n drie- tot vierhonderd, bleven in de Nederlanden achter of gingen in de loop van de tijd terug naar Engeland of naar elders. Zij die in de Nederlanden achterbleven zijn opgegaan in de Nederlandse samenleving.
In Delfshaven is de grote vraag nog steeds: bezochten de Pelgrimvaders nu wel of niet de kerk? AI in de vorige eeuw legde een Amerikaan deze vraag voor aan de kerkvoogdij. Het antwoord was even kort als nuchter: ‘De archiefstukken uit die tijd ontbreken, maar we hebben altijd aangenomen dat ze in de kerk zijn geweest’. Toch lijkt deze kerkvoogdelijke aanname 'wishfull thinking'. Er is geen bewijs dat de Pelgrimvaders in de kerk zijn geweest. William Bradford, kroniekschrijver en Pelgrimvader vermeldt alleen een dankdienst in de Leidse Pieterskerk en een kort gebed aan de havenkant in Delfshaven vlak voordat ze vertrokken richting Engeland. Een afscheidsdienst in de kerk zou hij zeker vermeld hebben.
Amerikaanse belangstelling
Eind vorige eeuw werd Delfshaven door de Amerikanen ontdekt. In 1866 ontving de kerkvoogdij een schrijven van dr. Cohen Stuart uit Rotterdam, waarin hij namens een gemeente in Chicago vroeg om een gedenksteen uit Delfshaven, die in de kerk van deze gemeente ingemetseld zou kunnen worden. Deze gemeente bestond uit nakomelingen van de Pelgrimvaders en men vond het een mooi idee om de band met Delfshaven zichtbaar te maken. De kerkvoogdij gaf gehoor aan het verzoek door een kleine grafzerk uit 1595 op te sturen. Als dank hiervoor ontving de kerkvoogdij een steen van de soort waarmee de gemeente in Chicago haar kerk had gebouwd. Later kreeg de kerkvoogdij nog een lithografie, voorstellende de eerste prediking van de Pelgrimvaders in Amerika. Deze litho is te zien in het 'Pilgrim Fathers Memorial' van de kerk.
In 1890 vroeg ook de Holland America Society in New Vork om een relikwie uit Delfshaven. De kerkvoogdij stuurde op verzoek een stuk eikenhout, waarvan een voorzittershamer zou kunnen worden gemaakt. Op het meegezonden certificaat stond dat het hout afkomstig was uit de deurdrempel van de kerk naar de vroegere sacristie.
Zeven jaar later stond de kerkvoogdij een oude offerbus aan Louis Clark Vanuxem af, ten behoeve van een Amerikaanse vereniging die de nagedachtenis aan de Pelgrimvaders in ere houdt. Als dank hiervoor ontving de kerkvoogdij een gift van 50 dollars, alsmede de belofte van de vereniging om jaarlijks voor de kerk te collecteren.
In 1906 kreeg de Oude Kerk van de Boston Congregational Club een bronzen plaat uit dankbaarheid voor de Nederlandse gastvrijheid tegenover de Pelgrimvaders. De schenking van de plaat paste in de herdenking van het feit dat 300 jaar eerder in Scrooby door de latere Pelgrimvaders een kerk werd opgericht. Naast deze plaat hangt in de kerk een oorkonde, die in 1970 vanwege '350 jaar na het vertrek uit Delfshaven' door dr. R.M. Bartlett uit Plymouth werd overhandigd.
- Speedwell
BIJSCHRIFT FOTO Op 1 augustus 1620 vertrokken de Pelgrimvaders met de Speedwel uit Delfshaven. In het glas-in-loodraam (1912) waarin dit feit wordt gememoreerd staat echter de datum 22 juli 1620. Beide data zijn juist. In de tijd van de Pelgrimvaders werd op verschillende plaatsen nog de Juliaanse kalender aangehouden, terwijl elders de nu geldende Gregoriaanse kalender al in gebruik was. Volgens deze kalender is de vertrekdatum 1 augustus 1620.
De Pilgrim Presentation
Op 10 december 2009 heeft de ambassadeur van de Verenigde Staten in Nederland, mevrouw Fay Hartog Levin, de Pilgrim Presentation van de Oude of Pelgrimvaderskerk in Delfshaven officieel geopend. De Pilgrim Presentation vertelt aan de hand van teksten (in het Nederlands en Engels), afbeeldingen, (reproducties van) documenten, voorwerpen en een audiovisuele presentatie het verhaal van de Pilgrim Fathers.
De Pilgrim Presentation is ingericht in de Ankie Verbeek-Ohr-zaal van het Eben Haezergebouw. In de kerk zelf zijn ook verschillende herinneringen aan het vertrek van de Pilgrims te vinden, zoals het prachtige gebrandschilderde raam en de modellen van de Speedwell en de Mayflower.